Wij gaan niet opzij

BSRetro: Peter Remie

Castor

Je hebt spelers die een half seizoen bij NAC zitten, er zijn spelers die in korte tijd een onvergetelijke indruk maken, maar er zijn erbij die met NAC zijn opgegroeid, gedegradeerd, gepromoveerd, hun hele jeugd en (bijna) hun hele profcarrière bij NAC hebben gezeten. Zulke spelers worden blikvangers, boegbeelden voor hun stad, symbolen van een tijdperk, iconen van een club. Als dat voor iemand opgaat is dat Peter Remie, oud-rechtsbuiten en oud-jeugdtrainer van NAC, Bredanaar, maar bovenal: NAC’er als geen ander.

Want NAC’er is hij nog altijd, zij het tegenwoordig vooral bij Oud NAC. Ronald Spelbos zei ooit dat Remie (1964) de beste voorzet van Nederland had, en die traptechniek is heel soms nog wel eens te zien, bijvoorbeeld bij de jaarlijkse Nieuwjaarswedstrijd van Oud NAC tegen hockeyclub Zwart-Wit, of op een bijveld op een zondagochtend, bij de veteranen van Unitas ’30. “Met Oud NAC spelen we niet zo heel vaak, want we zijn stiekem toch best mooi-weer-voetballers, en het moet ook wel leuk blijven, ook voor het publiek. Ik kan nog aardig een bal trappen, maar lopen is toch een ander verhaal dan vroeger. Ik deed een paar jaar terug nog wel eens met Pierre van Hooijdonk mee bij Beek Vooruit, maar dan stond ik als vijftigjarige tegen mannekes van 18, 19. Daar had ik op een gegeven moment geen zin meer in. Maar bij Oud NAC is het altijd ontzettend leuk om met die mannen te voetballen. En we hebben ook nieuwe aanwas: met jongens als Tommie van der Leegte en Anthony Lurling hebben we er ook veel jonge gasten bijgekregen (van allebei begin 40, red.).”

Brutaal ventje

Maar we beginnen bij het begin: Peter Remie groeit op in het Bredase Heuvelkwartier, op vijf minuutjes fietsen van het stadion aan de Beatrixstraat. Een buurt waar “iedereen bij elkaar binnenliep”, in een tijd die voor Remie in het teken staat van maar één ding: “Voetballen. Dag en nacht voetballen. Als ik geen bal mee naar school mocht nemen, dan nam ik wel een aardappel mee om tegenaan te schoppen. Vaak ging ik ’s middags niet eens thuis eten, dan vroeg ons moeder zich misschien af waar ik bleef, maar dan waren we gewoon op het schoolplein aan het ballen.” Zijn amateurclub TVC ontstijgt hij al snel, samen met wat teamgenoten die allemaal in de jeugd van NAC terecht zullen komen. Iets wat bij Remie overigens nog niet zo zelfsprekend is.

“Sterker nog, in eerste instantie was ik niet eens gescout. En John Lips, een vriendje van mij, wel. Die mocht op een woensdagmiddag een proeftraining komen doen, bij Jo Jansen. Ik ging in eerste instantie alleen maar kijken naar mijn vriend, want ik vond het wel leuk dat John mocht meedoen. Ik was een jaar of negen, of tien, maar ik heb toen na afloop heel brutaal Jo Jansen aangesproken, gezegd dat ik ook een proeftraining wilde doen. ‘Kun jij ook voetballen dan?’ vroeg hij: ik vond van wel. ‘Nou, dat is mooi,’ zei Jansen, ‘als je nou je schoenen gaat halen en je kleed je om, dan heb ik vanmiddag nog plek vor oew, we hebben om half vier een training, dan kun gelijk laten zien of je er wat van kunt.’

Tegenwoordig zou het zo echt niet meer kunnen, maar ik was een brutaal ventje. En misschien was ik ook wel een beetje jaloers, want ik vond mezelf toen eigenlijk stiekem ook wel wat beter dan mijn vriendje.” En zo begint een geelzwart voetballeven van meer dan dertig jaar, op een bijveld achter het stadion Beatrixstraat, mede door het improvisatievermogen van Jo Jansen, de man met de meest imposante baard van de jaren ’70 en ’80. Een man die bovendien, zeker in magere jaren voor de club, zo’n beetje eigenhandig de jeugdopleiding voor zijn rekening neemt. De verhalen zijn bekend over de Zeeuw, een voetbalverslaafde die ook op zijn vrije dag altijd wel bereid is een training te verzorgen, zelfs als het buurtkinderen zijn die zomaar aanbellen.

“Ik heb hem in elk jeugdelftal wel als trainer gehad. En later, toen ik in het eerste zat, trouwens ook een paar keer als interim-trainer, als er weer eens een coach ontslagen was. Een geweldige man met een enorm hart voor de club. Elke dag om stond hij met ons om 7:00 op het trainingsveld, voor school begon. We hadden geen verlichting op die velden, en in de herfst en de winter was dat in de ochtend een probleem, want in het donker konden we niet veel. Maar naast het complex, achter het hek van het trainingsveld, stond een benzinestation: dan sleepten we een doel naar de rand van het veld, zetten we daar een keeper in, en dan schenen de lichten van de benzinepomp net ver genoeg het veld op om elkaar te kunnen zien. Toen ik al in het eerste speelde, was ik in het begin semi-prof, maar als ik ochtenden vrij had kon ik altijd bij Jansen terecht, dan trommelde hij vijf, zes man op, en konden we lekker trainen. Dat was echt zijn lust en zijn leven. En hartje winter of midden in de zomer, hij stond gewoon altijd voor je klaar.”

Vereniging

De voetbalvereniging NAC is in de jaren ’70 en ‘80 bovendien precies dat: een vereniging. Jeugdtrainer/interim trainer/technisch manus-van-alles Jo Jansen woont om de hoek, de spelers van het eerste zijn veelal afkomstig uit regio Breda. Het trainingsveld ligt achter het de oude B-Side, opgroeiende jeugdspelers kunnen elke dag het gras (en, eh, andere luchtjes) van tussen de tribunes ruiken als ze hun eerste bal raken in het geelzwart. Het maakt de droom van een profcarrière tastbaar voor jeugdspelers, en dat is zeker het geval voor een geboren en getogen Bredanaar als Remie. “Mijn vader heeft in de jaren ’50 het eerste van NAC gehaald, hij was net als ik rechtsbuiten. Maar hij had op dat moment Oranje-international Louis Overbeeke voor zich, en zo iemand speelde je echt niet zomaar uit het team, zeker toen niet. Hij is naar Baronie vertrokken, toen Tweede Divisie, waar hij alsnog een paar jaar betaald voetbal heeft gespeeld. Ik kom dus uit een echte voetbalfamilie, een NAC-gezin. Toen ik Jo Jansen als kind aan zijn jas trok had ik dan ook maar één droom: spelen in dat stadion.”

Alles wat NAC is speelt zich af op een paar hectare grond aan de Beatrixstraat, en dat zorgt automatisch voor binding, in heel de club. “Nu staan ze elke dag in Zundert, maar toen trainden we gewoon naast het stadion. Het eerste voetbalde normaal gesproken op zaterdagavond, en had dan op zondagmorgen sauna en verzorging om 10:00. Maar wij moesten vaak om 11:00 een wedstrijd spelen op het trainingsveld achter het stadion, en regelmatig kwamen die spelers van het eerste dan naar ons jeugdwedstrijdje kijken, jongens van elf, twaalf jaar. Dat maakt enorme indruk op een kind.” Dat kind groeit uit tot een talent om rekening mee te houden. “Ik speelde altijd in de hoogste jeugdelftallen, C1, B1, A1, en dan kwam het steeds dichter bij. Als je bij de A1 zat moest je op de dinsdagavond met het tweede mee, naar pakweg Alkmaar of Sittard, en dan zat je met de reserves van het eerste in de kleedkamer. Dat voelde al heel bijzonder. En dan viel je een keertje in bij Jong NAC, speelde je daar nog eens, en dan hoefde je ook niet meer mee met de A1. En zo merkte je langzaam steeds meer dat de club het in je zag zitten. Bij Jong NAC kreeg ik mijn eerste contractje aangeboden, ik kon semiprof worden, voor 400 gulden in de maand, maar daar was ik enorm trots op: het ging niet eens om het geld, maar vooral om het gebaar.”

Schoenendozen en biefstukken

Dat gebaar is inderdaad prachtig, want daarmee bindt NAC een talent uit eigen stad, maar laten we wel wezen: ook in 1984 is 400 gulden geen vetpot. In een tijd waarin veruit de meeste spelers in het betaalde voetbal werk hebben náást hun sportieve carrière, moet ook Peter Remie wat voor de kost gaan doen. “En dus ging ik bij Perry Sport aan de slag, als schoenenverkoper. Elke dag tot 15:00 in de winkel, daarna trainen. Maar op koopavonden stond ik er ook. Op zaterdag moest ik meestal voetballen, dan had ik vrij, maar op donderdag moest ik tot 15:00 werken, dan trainen, en dan stond ik ’s avonds weer aan de Ginnekenstraat achter de kassa. Dan kwamen er ook wel eens mensen gewoon langs om Peter Remie te zien werken, of om een handtekening te vragen, want het was toch een speler van NAC 1 die daar tussen de schoenendozen stond. Toen Spelbos kwam, in 1993, zijn we bijna allemaal prof geworden, NAC wilde toch wel gaan professionaliseren, vaker trainen, een niveau omhoog. Ik was jong, mijn salaris ging omhoog, en ik kreeg veel meer vrije tijd. Dat leven van een full-prof een verrijking, maar ik kon werk en sport altijd goed combineren. En ik weet niet of ik er per se beter van ben gaan voetballen.”

Dat semiprofessionalisme is ook van toepassing op het leven als een sporter, want waar de gemiddelde voetballer in 2019 voor elke dag van de week een voedingsschema meekrijgt, moet de NAC-speler van 1985 het gewoon maar zelf verzinnen. “Sportmaaltijd? Als we een uitwedstrijd hadden met NAC, gingen we gewoon onderweg ergens eten, dan nam iedereen een biefstukkie met brood. Niks geen pasta. In het begin, toen ik nog thuis woonde, moesten we ons om 18:00 melden op de club als we om 19:30 een wedstrijd moesten spelen. Dan bakte ons moeder om 17:00 een biefstukkie, en dronk ik een glas melk. En OK, na de wedstrijd een paar glazen bier, natuurlijk.” Niet dat dat in het begin van de full-prof-tijd veel veranderde, overigens. “We hadden een mooie vriendenploeg toen, met Pierre van Hooijdonk, Ton Lokhoff, later Graham Arnold nog erbij. Dan gingen we tussen trainingen door snookeren bij John Michielsen, aan de Nieuwe Haagdijk. Als het zomer was trainden we ook wel eens één keer op een dag, dan gingen we daarna op de Grote Mart een witbiertje drinken. Zie je het al voor je, vandaag de dag, vier, vijf spelers van NAC in het trainingspak van de club, aan het bier? Nu niet meer voor te stellen met al die social media, maar toen kon het nog gewoon. Als iemand ons toen weer eens in de stad had gezien stuurden ze er hoogstens een boze brief over, naar De Stem.”  

2 december 1989: NAC-Cambuur, 1-1. NAC pakt de periodetitel tegen directe concurrent Cambuur, mede dankzij een lekkere goal van Peter Remie (actie vanaf 5:10).

‘Bende zeker?’

Op de elftalfoto van 1984-’85 zie je Peter Remie voor het eerst zitten. Links vooraan, tussen voormalig FC Utrecht-icoon Wim Flight en talent Ton Cornelissen, een warm geel shirt met horizontale zwarte strepen vrij los om de schouders, en rekenmachinefabrikant Casio op de borst. Trainer Bob Maaskant heeft net, in zijn tweede periode als coach in Breda, zijn ploeg terug naar de Eredivisie geholpen. De Bredase promovendus beschikt over ervaren krachten als oud-Ajacieden Geert Meijer en Kees Zwamborn, oud-PSV’er Tom Smits, en vaste waardes als Hans van den Dungen, Guus van der Borgt en Edy de Schepper (net als Jo Jansen een baard for the ages, trouwens). Een aardige mix van talent en ervaring, zo op het eerste gezicht, onder leiding van een aansprekende naam als coach.

“Mijn debuut was ergens in september,” herinnert Remie zich. “Ik viel in, uit bij Volendam (2-1 verlies, red.), en ik viel nog eens in, thuis tegen Fortuna.  Een paar weken later, thuis tegen MVV, riep de trainer me op zaterdag, een paar uur voor de wedstrijd bij zich. ‘Peter, ik heb het je gister op de training niet gezegd, maar je speelt vanavond.’ Ik stond die avond voor het eerst in de basis, in de Eredivisie, maar ik kreeg geen tijd om zenuwachtig te zijn.” Die basisplek pakt gelijk goed uit. “In de wedstrijdbespreking vooraf wees Maaskant me al aan, zei dat ik een goeie trap had, dat we bij vrije trappen het mij maar eens moesten laten proberen. En dat waren geen loze woorden, want toen we eindelijk een vrije trap kregen schoot ik hem er ook gelijk in. Tweede wedstrijd, uit bij Haarlem, scoorde ik ook. Voor de beker, thuis tegen AZ, óók. En toen kreeg ik natuurlijk wel een beetje praatjes. Ik was van nature een brutale jongen, en ik speelde en scoorde nu. Ik kreeg wat bekendheid, ik kwam met interviewtjes in de krant, ik zat echt in een flow.” Maar dat duurt niet lang. “De wedstrijd erop speelden we tegen Den Bosch, het stond 0-0, de wedstrijd was bijna over. En toen kregen we strafschop. Tom Smits was de vaste nemer, stond al met de bal in zijn handen, maar ik vroeg toen of ik hem kon nemen. ‘Bende zeker?’, vroeg-tie, en ja, dat was ik. Maar ik miste. Van Grinsven pakte ‘m. Ik wilde mezelf op een verkeerd moment bewijzen, normaal gesproken had ik dat ook nooit gedaan, maar ik wilde de held zijn. En daardoor raakte ik toch wel in een dipje.”

Remie speelt in zijn debuutjaar 25 wedstrijden en scoort er vier. Geen slechte cijfers voor een debutant van nog altijd maar 19. Dat kun je niet zeggen van het team als geheel: het jaar verloopt voor NAC gewoon rampzalig. Het wint in oktober pas voor het eerst, en het degradeert als nummer één-na-laatst, met 19 punten, op liefst negen punten van nummer 15 Go Ahead, en dat terwijl je in die tijd maar twee punten per overwinning krijgt.

Kale kip

De degradatie naar de Eerste Divisie in 1985 is gelijk ook begin van misschien wel de slechtste periode in de clubgeschiedenis van NAC. In 1986 wordt NAC, net gedegradeerd, tamelijk troosteloos dertiende in de Eerste Divisie,  het jaar erop mist het de nacompetitie met een achtste plaats. En, minstens zo zorgelijk, het geld wás al op, maar is vanaf ’85 helemáál op: de club wordt continu lastig gevallen door zowel schuldeisers als belastingambtenaren. Eén van de meest roemruchte NAC-anekdotes stamt ook uit die periode. Eind 1986 gooit de Belastingdienst de eigendommen van NAC in een openbare executieverkoop: de fiscus wil een schuld van 140.000 gulden vereffenen door de bijna failliete boedel van NAC per opbod te verkopen. Naar huidige voetbalmaatstaven een schijntje, maar van een kale kip kun je niet plukken: het stadion is gemeentebezit, op het veld staat nauwelijks kapitaal, en dús moet de huisraad van de Bredase Eerste Divisionist maar worden verkocht. Of nou ja. Dat is het idee. In een kantine van het stadion, het Paviljoen, wordt een waslijst aan spullen één voor één onder de hamer gebracht, en die veiling is voor iedereen toegankelijk. Maar in de zaal zitten vooral fans van NAC, en er staan, natuurlijk geheel toevallig, een paar grote, brede, boos kijkende NAC-supporters bij de uitgang.

“Mijn vader kocht de massagetafel,” herinnert Remie zich, “en gaf die achterom weer terug aan de masseur van NAC, Geert van de Wiel. Alles stond te koop, ballen, tafels, apparatuur, alles op een lijst met een prijs erbij. Maar zo deed bijna iedereen in die zaal wel iets, dat was afgesproken werk: veruit de meeste mensen kochten voor een paar gulden de spullen terug en schonken die terug aan de club. Er waren inderdaad een paar mensen die daadwerkelijk iets voor zichzelf wilden kopen, maar die werden bij de uitgang vriendelijk, daarna misschien iets minder vriendelijk, duidelijk gemaakt dat dat toch écht niet de bedoeling was. Maar toen dat doordrong wilden een paar ambtenaren van de Belastingdienst tijdens die veiling de prijzen opdrijven… die werden echt bijna naar buiten geslagen.”

Ook de spelers komen aan de beurt, als het de financiële puinhoop betreft. “We kregen in die periode ook met regelmaat ons geld niet, daar hebben we soms maanden op gewacht. We hebben als selectie in de stad ook petjes en sjaaltjes verkocht voor de club, postzegels zelfs, daar moesten we dan van deur tot deur mee. En uiteindelijk hebben we als spelersgroep ook maar van de wedstrijdpremies afgezien, zelfs als dat geen astronomische bedragen scheelde. Maar volgens mij wonnen we überhaupt ook niet zo veel, toen.”

Magere jaren

Onder leiding van een nieuwe excentrieke voorzitter, mode-icoon en flamboyant oud-scheidsrechter Frans Derks, wordt het herstel van de club vervolgens ingezet, maar dat kan alleen na een flinke sanering. En dat betekent ook dat NAC tussen 1986 en 1989 vooral op regionale talenten en goedkope krachten moet teren, want versterkingen halen zit er eigenlijk niet in. Het absolute dieptepunt in de geschiedenis van de ploeg van toffe jongens, een 17e plaats in de Eerste Divisie in 1988, is daar dan ook een onvermijdelijk gevolg van. Veelzeggend is misschien ook wel dat de trainer, Hans Verèl, na dat seizoen gewoon mag blijven: iedereen in en om de club weet ook wel dat er gewoon niet méér in zit.

En terwijl het op het veld huilen met lamp aan is, houdt de publieke belangstelling gelijke tred met die ellende. De spectaculaire Eredivisie-jaren zijn voorbij, het voetbal wordt slechter en slechter, maar waar dat vanaf 2014 vooral heeft geleid tot ongekend hoge toeschouwersaantallen in het Rat Verlegh Stadion, staan de heren spelers aan de Beatrixstraat in die tijd voor drie man en een paardenkop te voetballen. Het zijn geen prettige herinneringen voor Remie. “Ik heb meegemaakt dat er hooguit 1400 man in het stadion zat. We speelden ook vreselijke wedstrijden in die tijd, een paar ongelooflijke nederlagen meegemaakt, uit en thuis. Ik kan me een wedstrijd herinneren, in 1988, uit bij Telstar. We stonden halverwege met 3-0 voor, maar we verloren alsnog met 4-3. ” “Maar wat je NAC moet nageven is dat ze in die periode wél zijn doorgegaan met regionale jongens,” zegt Remie. Mannen als Jack Koumans, de gebroeders Gabriëls, Ton Cornelissen, Marcel van Helmond, Jack Sweres en natuurlijk Remie zelf komen allemaal uit Breda of Oosterhout, en dat maakt dat ze altijd krediet hebben bij de fans die er wél zijn, zeker als vanaf 1988 het allemaal wat beter gaat lopen. “Dat we zo’n lokale ploeg hadden was echt een voordeel voor ons. De supporters zagen ons echt als hún team, zeker toen ik net begon: wij waren allemaal jongens van Breda, van Tuinzigt, van Heuvelkwartier, en jongens waar ik zelf nog mee had gevoetbald stonden dan nu voor me op de oude B-Side.”

Niet dat het altijd een voordeel is trouwens, om een bekende kop in Breda te zijn. “Want ik ging na de wedstrijd altijd even de stad in, maar dat deed ik dus ook na een verliesbeurt. Ik heb wel een paar keer gehad dat ik mijn wagen de parkeergarage in reed, en daar een paar boze fans trof. Die wilden dan wel eens weten wat ik daar deed, want volgens hun hoorde ik niet in op stap te gaan als we verloren hadden. Je hebt veel krediet als plaatselijke speler, maar je krijgt óók alle kritiek te horen. En zeker in die donkere jaren ’80, als je altijd verloor, was het echt niet altijd even leuk om in Breda rond te lopen.”

Darkest before dawn

Maar als de jaren ’80 op hun einde lopen begint ook langzaam het herstel van NAC in te zetten. En dat is voor een groot deel te verklaren juist dóór die armlastige periode met alleen maar local boys. Onder Hans Verèl, en later Cor Pot, wordt NAC tot een vechtmachine gesmeed, want die harde kern plaatselijke jongens raakt langzaam maar zeker steeds beter op elkaar ingespeeld, en met aankopen als Ton Cornelissen, John Lammers, Ton Lokhoff en Pierre van Hooijdonk meldt NAC zich elk jaar nadrukkelijk om de promotieplaatsen. Remie zelf ontwikkelt zich bovendien tot één van de blikvangers. Langzaam groeit NAC uit tot een ploeg die het ook op Eredivisieniveau zou kunnen laten zien.

“En ik ben echt meegegroeid met het team. We hadden natuurlijk slechte periodes meegemaakt, maar omdat we voor de leeuwen werden gegooid hadden we ook alle kans om die klappen weer te boven te komen. En zeker toen het wat beter begon te lopen werd het stadion ook een wapen voor ons. Cor Pot zei ooit dat ik er niks meer van kon als ik de toren van de Grote Kerk niet kon zien: dat heb ik volgens mij later wel rechtgezet, maar het klopt wél dat ik graag thuis speelde in die tijd. Het geeft je een enorme boost als je naam wordt gescandeerd, en als rechtsbuiten speelde ik natuurlijk zeker één helft recht voor de B-Side (voor de jonge lezer: in de Beatrixstraat zat de B-Side nog aan de lange kant, red.). Dat vond ik prachtig. Als je een ingooi of een corner moest nemen konden ze je door het hek heen gewoon vastpakken. En dat was geweldig als je een assist gaf of een goal maakte, maar voor tegenstanders was dat natuurlijk ook erg intimiderend. Je ziet tegenwoordig ook hoe lastig PSV het bijna elk jaar in de Kuip heeft, en je merkt ook nu nog bij NAC hoeveel waarde dat publiek kan hebben. Het was, en is, eigenlijk niet normaal hoe dat bij NAC op de tribune gaat.”

Driessen

Terug naar begin jaren ’90. De Bredase ploeg trekt inmiddels geregeld meer dan 10.000 man publiek, speelt elk jaar bovenin mee, komt elke keer net tekort voor de titel, en belandt in 1990, 1991, 1992 én 1993 in de nacompetitie. Met name die van 1991, waarin NAC een finaleronde speelt tegen VVV, is iconisch voor die laatste jaren Eerste Divisie in Breda. Maar niet omdat het zo leuk was. NAC wordt tweede in de competitie, en komt de poulefase van de nacompetitie ongeslagen door, waarna een finaleronde tegen VVV wacht. In Venlo verliest NAC de eerste finalewedstrijd met 1-0, maar tijdens de return in Breda moet VVV te pakken zijn, zeker omdat NAC thuis normaal gesproken heer en meester is. Ton Cornelissen, die er dat seizoen 35 gemaakt heeft, is met een paar gekneusde ribben een twijfelgeval voor de wedstrijd, maar wordt opgelapt met alle middelen die de wet maar toestaat (of door de vingers zie).

“Het was een ongelooflijke dag. Uitverkocht huis, 13.000 man op de tribune. Cornelissen kon nog net spelen, maar die kreeg zo’n beetje vanaf de aftrap al een gigantische schop van VVV’er Jeroen Boere. Ik gaf een assist op Ton Lokhoff voor de 1-0, we kwamen op 2-0… Het was de beste wedstrijd die ik ooit voor NAC gespeeld heb.” En daar had deze geschiedenis ook moeten eindigen. Maar ja. Jay Driessen zorgt er met zijn 2-1 voor dat hij de rest van zijn leven geen Bredaas café meer binnenkomt. Ton Cornelissen kopt nog op de paal, en om onbegrijpelijke redenen wordt tegen het einde de 3-1, die hij denkt te maken, afgekeurd. NAC verliest over twee wedstrijden de finaleronde tegen de Limburgers. Een week later krijgt NAC een herkansing, thuis tegen SVV, de nummer 16 van de Eredivisie, maar het verliest in de eerste wedstrijd al met 1-4, thuis (wie zichzelf met die beelden wil pijnigen kan dat hier doen, trouwens). De geest is uit fles, de pijp leeg. Wéér geen promotie.  

12 juni 1991: NAC-VVV, 2-1. NAC loopt promotie mis. De afgekeurde 3-1 is nooit op TV uitgezonden en is daarmee voer voor samenzweringsdenkers. Waarom er een blaaskapel het stadion binnen mocht wordt uit de beelden evenmin duidelijk.

Gordijnen dicht

Maar promotie of niet, Koumans, Karelse, Lokhoff, Remie, ze blijven in die jaren allemaal. Die laatste twee met een ververst gezicht, overigens. “Ik ging in die tijd vaak met Ton op vakantie. We zaten dat jaar op de camping in Frankrijk, tijdens het EK 1992. We hadden voor de gein afgesproken dat als Nederland van Duitsland zou winnen we die snor eraf zouden halen, Duitsland was wereldkampioen immers. Maar dat werd 3-1 voor Nederland…” Hij grinnikt als hij een foto van zichzelf ziet op een foto uit midden jaren ‘80. “Iedereen had toen een snor… Maar het ziet er eigenlijk niet uit, hè.”

NAC houdt de ploeg bij elkaar, en bouwt verder. Voor een getalenteerde rechtsbuiten is echter altijd interesse, zeker als hij voor weinig geld op te pikken is bij een topploeg in de Eerste Divisie. “Piet de Visser was begin jaren ’90 nog trainer bij Willem II, en die wilde me eigenlijk naar Tilburg halen. Frans Bouwmeester had in het verleden veel voor me geregeld bij NAC, was een goede vriend van mijn vader, maar was toen ook  aan Willem II verbonden, en Willem II speelde Eredivisie. Maar ik zag dat echt niet zitten als Bredase jongen. Als we met de bus vanuit het oosten over de A58 terugreden van een wedstrijd deden we ter hoogte van Goirle altijd de gordijnen dicht: dat stadion rechts hoefde niemand te zien. Geen haar op mijn hoofd die eraan dacht om naar Tilburg te vertrekken.”

Maar dan bewandelt trainer Piet de Visser in 1992 zelf de tegenovergestelde weg, en begint hij het seizoen als trainer bij NAC. Cor Pot is enigszins verbitterd vertrokken, Jo Jansen heeft het seizoen afgemaakt (en via nacompetitie opnieuw een kans op promotie gemist). NAC heeft een aardige selectie, en lijkt opnieuw rijp voor een gooi naar de Eredivisie. Kansen liggen er dus, zeker voor Peter Remie, want de trainer lijkt het dus op voorhand al in hem te zien zitten. Lijkt. “Hij vond mij in zijn Tilburgse tijd een goeie rechtsbuiten. Maar De Visser was nog geen week trainer, en prompt zette hij me op de bank. Zette hij Gesthuizen rechtsbuiten! Een verdedigende middenvelder! Misschien was het rancune over die mislukte transfer, maar ik heb volgens mij drie wedstrijden gespeeld in dat halve jaar.”

Maar het kan verkeren in de voetballerij. De Visser legt halverwege het seizoen 1992/93 vanwege hartklachten zijn werkzaamheden neer, Ronald Spelbos volgt hem op. De nieuwe trainer doet een paar omzettingen: Hans van den Dungen verliest (voorlopig) zijn vaste plek, Gesthuizen zakt een linie terug, en Peter Remie wordt weer de vaste rechtsbuiten. Het vervolg is bekend: NAC speelt een geweldige tweede seizoenshelft, en wint de nacompetitie met overmacht. “Ik wil niet zeggen dat het door mij kwam, maar het begon vanaf toen echt te lopen. We hebben maar één of twee keer verloren naderhand, verspeelden daardoor wel de titel bij VVV, maar de puzzelstukjes vielen allemaal op hun plek. Op wat die periode is opgebouwd hebben we als ploeg nog zeker twee, drie jaar kunnen teren.”

Onbevangen

Met de kennis van nu lijkt het geen wonder dat NAC het zo goed doet in de Eredivisie vanaf 1993, maar wie net gepromoveerd is moet doorgaans even aftasten: het voetbal wordt anders, het spel sneller, het niveau wordt hoger, de tegenstanders beter. En voor individuele spelers is het maar even afwachten wat het nieuwe jaar brengt. “Maar ik stond er onbevangen in,” weet Remie nog. “Als je naar de beelden na de promotie van 2017 kijkt zie je allemaal jonge gasten voorop op het bordes staan feesten, maar die hadden misschien niet in de gaten dat NAC het jaar erop zeven, acht gasten van City moest gaan halen. In mijn tijd wisten we gewoon dat we een erg goede ploeg hadden, dat we het met die jongens gingen doen in de Eredivisie. Het niveau in de Eerste Divisie was ook wel hoger dan nu, en we hadden stiekem een hoop ervaren profs rondlopen, ik was zelf 28. En trouwens, zelfs als ze al iemand wilden vervangen, dan had NAC daar ook helemaal het geld niet voor.”

Dat laatste blijkt ook niet te hoeven, want ook na de promotie blijven de Bredanaars puik presteren. NAC ontpopt zich na de promotie tot de verrassing van het seizoen, en vestigt snel haar naam als sensationele, aanvallende ploeg in een kolkend stadion. Met, op Ruud Brood na, eigenlijk amper nieuwe namen, zeker dat eerste seizoen. “Als we in dat promotiejaar de laatste wedstrijd thuis van Utrecht hadden gewonnen hadden we Europees voetbal gehaald. We speelden 2-2, dat was een enorme domper, maar het was echt een toptijd. We hebben in die drie laatste jaren aan de Beatrixstraat uit en thuis van PSV gewonnen, het Ajax van toen op 2-2 gehouden, halve finale beker gehaald tegen Feyenoord, eigenlijk elk jaar meegedaan om Europees voetbal. Misschien was dat wel het beste NAC ooit. En, niet onbelangrijk, we waren nog steeds een echte vriendenploeg.”  

29 januari 1994: NAC-FC Twente, 2-1. Een Avondje NAC, een rake vrije trap van Peter Remie (vanaf 3:17), lekker wijde shirts, en een buikschuiver van Pierre van Hooijdonk. Zo jaren '90 krijg je het niet gauw!

Doorzakken

Want dat is het NAC van die allermooiste jaren ’90: een vriendenploeg die voor elkaar tot het gaatje gaat, en met elkaar het onderste uit de kan wil halen op het voetbalveld. En ook aardig búiten het voetbalveld, trouwens. “Het was soms ook wel extreem hoor,” glimlacht Remie nu. “Ik zei al: soms gingen we na de training nog even wat doen, samen. We zijn toen  een keer met een paar man in het Stammeneke beland, ik ben toen met Pierre en Ton Lokhoff flink doorgezakt. Dat was op een maandagavond. Maar we hadden die woensdagavond een wedstrijd, uit bij RKC (september 1993). Die verloren we, met 1-0, Pierre kreeg rood omdat hij Jürgen Streppel een elleboog gaf, Lokhoff moest eraf met een kleine blessure, ik werd zelf gewisseld na een uur omdat ik gewoon waardeloos speelde. Zaten we dan, opnieuw met zijn drieën, in de kleedkamer, terwijl buiten die wedstrijd nog bezig was. Dan hadden we het die maandag toch iets gezelliger, geloof ik.” Het tekent het ontluikende full-profleven in een tijd zonder Instagram en Facebook.

“Nog zoiets: het jaar erop (bijna exact een jaar later, red.) moesten we op een zondag uit naar Groningen. Normaal zouden we dan ’s morgens gaan rijden, ergens onderweg iets eten en dan gelijk door naar die wedstrijd. Maar nu vonden we het wel eens tijd om een keer een hotelletje te pakken, rustig aan een dag eerder te vertrekken. Dat hadden we nog nooit gedaan. Hebben we Lokhoff aangespoord, als aanvoerder, om met Spelbos te praten. Die kon geen beloftes doen, maar Spelbos heeft John Peek gesproken, en na veel haken en ogen kon het kennelijk tóch.”

Het klinkt bijna als een schoolreisje: de spelers van NAC op tournee door Noord-Nederland. En dus nemen ze het ervan. “Het was erg leuk allemaal, we gingen met de hele selectie naar de bioscoop, mooi hotel, lekker ontbijtje. Maar ja, we moesten nog wel even een wedstrijdje spelen. Stonden we bij rust met 2-0 achter! Ik heb geen trainer ooit nog zo kwaad gezien als Spelbos toen. Er vloog een theekan door de kleedkamer, hij schreeuwde dat we hem collectief in de steek lieten, nee, hij zou nog eens wat regelen… Vlak na rust viel de 3-0, maar in het laatste kwartier maakten wij er alsnog vier en wonnen we die wedstrijd gewoon. Toen wisten we Spelbos natuurlijk ook wel te vinden, want ja, hij had zich natuurlijk voor niks zo druk gemaakt,” knipoogt Remie.

Afscheid

In de zomer van 1995 vertrekt Spelbos naar Vitesse, en wordt opgevolgd door Wim Rijsbergen, maar dat laatste jaar sukkelt Remie eigenlijk vooral met blessures. Hij speelt vaker niet dan wel, scoort er desondanks nog vijf, maar heeft last van zijn lies en de naweeën van een operatie. Hij is bijna 32 als NAC in 1996 het nieuwe stadion betrekt, en hij weet dat het einde van zijn Bredase jaren eraan komen. “Ik stond na een training onder de douche na een training toen ik Gesthuizen en Kees van Wonderen bij toeval hoorde praten, die zaten samen in het bubbelbad in de kleedkamer. Ze hadden dezelfde zaakwaarnemer, en van hem hadden ze gehoord dat NAC bezig was met Earnie Stewart, die rechtsbuiten van Willem II. Maar toen ik het navroeg bij Martien Vreijssen, de TD, beloofde hij me dat dat niet klopte, zwóér op z’n kínderen dat er niks van waar was. Nog geen week later moest ik uit de krant vernemen dat NAC inderdaad Earnie Stewart van Willem II had overgenomen. Ik heb Vreijssen bij z’n jas gepakt en hem gezegd dat hij maar nooit meer iets moest zweren, maar ja: ik was vaak geblesseerd en mijn vervanger hadden ze al gehaald. Toen wist ik ook wel dat het moeilijk zou worden.”

Remie maakt de opening van het nieuwe stadion nog mee: de afscheidswedstrijd van Ton Lokhoff is gelijk de opening van het Fujifilm Stadion, de nieuwe, zielloze kolos van beton en baksteen, een eind buiten de stad, met rode trappen en groene palen waar Siep nog maar mondjesmaat in zal klimmen. NAC speelt die wedstrijd tegen Grêmio, in 1995 winnaar van de Copa Libertadores, en een paar maanden eerder nog verliezend finalist om de wereldbeker. Een prachtige tegenstander voor een galawedstrijd in een hagelnieuw decor. Trainer Rijsbergen weet in de voorbespreking iedereen blij te maken, want hij belooft dat alle spelers minuten gaan maken. “En hij hield woord: iedereen mocht binnen de lijnen. Iedereen. Behalve ik. Kijk, ik vind Rijsbergen als persoon, buiten het voetbal, een hele aardige man, maar hij kan ook keihard zijn. Ik vroeg hem naderhand op zijn kantoor waarom ik niet mee mocht doen, terwijl iedereen zou spelen. ‘Omdat ik niet wilde verliezen,’ was zijn antwoord. ‘Misschien is het dan beter als ik nog een nieuwe club ga zoeken,’ zei ik. ‘Dat lijkt me een goed idee,’ zei Rijsbergen. ‘Ga maar naar Vreijssen. Zeg maar dat je weg mag.’ En dat was dat. Dertien jaar eerste elftal bij NAC, in vijf minuten afgesloten.”

Peter Remie speelt in totaal 347 officiële wedstrijden, maakt 51 goals, en is (op dat moment) tevens de laatste Bredanaar in de selectie. De Stem noemt hem in een afscheidsportet “een mohikaan met kalk aan zijn schoenen”. Hij speelt zijn laatste wedstrijd voor NAC op 31 augustus 1996, een bekerwedstrijd, thuis tegen Baronie. Dan vertrekt hij, naar FC Eindhoven. Eind 1996 hangt John Peek echter nog één keer aan de lijn, als Remie al een maand of drie in de Lampenstad bivakkeert. “Ik was op een dinsdag vertrokken, maar op donderdag al aan de slag gegaan in Eindhoven, dus echt tijd voor een afscheid was er niet. Maar ze wilden 23 jaar NAC toch niet ongemerkt voorbij laten gaan, en ze boden me een afscheidswedstrijd aan. Dat hadden ze eigenlijk nog nooit zo gedaan, dus dat was een hele eer voor me. Nog steeds, eigenlijk.” Ruim 8000 NAC-fans nemen afscheid van ‘hun’ rechtsbuiten, begin 1997. André Hazes verzorgt de muzikale omlijsting, en voor de liefhebber wordt het een feest van herkenning: het NAC van 1996 speelt een wedstrijd tegen Team Remie, een verzameling spelers uit een geelzwart voetballeven. “John Achterberg op doel, Ruud Brood speelde mee, John Smit, John Lammers, en Jo Jansen coach. Pierre van Hooijdonk kwam zelfs nog stiekem over vanuit Nottingham, die speelde mee in de spits, terwijl hij daar helemaal geen toestemming voor gekregen had. Geweldig dat hij dat voor me over had, maar dat lekte natuurlijk uit, want hier stond het gewoon in de krant: dat heeft hem nog een aardige boete gekost.”

Keeperstrainer

In Eindhoven speelt hij nog een jaar (“het geld was goed, ik kon er dubbel zoveel verdienen als in Breda, maar de middenmoot Eerste Divisie had ik vrij snel wel weer gezien”), komt nog een jaartje voor RBC uit (“had ik nooit moeten doen”), maar dan verdwijnt Remie van de Nederlandse velden. Hij gaat in de Belgische amateurreeksen uitbollen, en combineert dat met een baantje bij het Bredase casino en zijn eigen koeriersbedrijf. Al gauw neemt NAC hem echter alweer in dienst als jeugdtrainer, waar hij achtereenvolgens de D-jeugd, de C’s, de B, de A-jeugd en Jong NAC onder zijn hoede heeft.

Bovendien krijgt hij vanaf 2002 bij het eerste elftal taken in de technische staf. Maar niet helemaal zoals je zou verwachten van een voormalig rechtsbuiten… “Nico van Zoghel was keeperstrainer, maar Henk ten Cate zag ook wel dat het met Nico eigenlijk niet meer ging. Babos kon bij wijze van spreken met één hand de oefeningen doen. Toen ben ik in eerste instantie Nico gaan assisteren, waarbij Nico de training uitzette, maar waarbij ik de ballen trapte: ik had nog wel een goed schot, een aardige voorzet. Dat vond Babos ook geweldig. Maar ja, het jaar erop werd Ton Lokhoff hoofdcoach, en Nico assistent: ik was geen keeperstrainer, maar met hulp van Nico wilde ik het best proberen. Het was best even leuk, maar laat ik het zo zeggen: ik deed het vooral om NAC te helpen.”

Als jeugdtrainer binnen de opleiding van NAC presteert Remie naar behoren. Zijn teams promoveren, blijven meermaals voor degradatie behouden, en dat op het hoogste niveau. Maar in 2010 besluit NAC, onder technische leiding van Earnie Stewart, zijn contract niet te verlengen. Remie moet, na 33 jaar NAC, weg. En dat raakt hem diep. “Ik heb echt mijn tranen in mijn ogen bij Joop Korebrits in de toren gezeten. Na mijn afscheid als speler kreeg ik twee seizoenkaarten voor het leven, als dank voor bewezen diensten, en daar maakte ik tot dan toe wel gebruik van, maar toen ik weg moest als trainer had ik een paar maanden lang echt geen zin om naar het stadion te komen. Ik had gelukkig snel een trainersklus bij JEKA, ik had nog steeds mijn werk als koerier, dus ik had genoeg afleiding, maar mijn hoofd stond er echt niet meer naar.”  

27 augustus 1995: NAC-PSV, 3-0. Omdat we allemaal wel wat positieve NAC-beelden kunnen gebruiken in deze koude wintermaanden. De 2-0, een strafschop, komt op naam van de net ingevallen Peter Remie.

“NAC bal!”

Het is een rottig eind van een lang geelzwart voetballeven. Maar een romance van 33 jaar wis je niet zomaar uit met één contract: Remie coacht achtereenvolgens JEKA, Unitas en VV Baardwijk, en draait drukke dagen als koerier, maar hij blijft aan NAC verbonden, zelfs als die band niet professioneel is. “Toen ik net bij Eindhoven zat speelden we een bekerwedstrijd tegen Willem II, maar toen er een bal over de zijlijn rolde riep ik alsnog ‘Scheids! NAC bal!’. NAC zit me in het bloed. Ook al ben ik er niet leuk weggegaan in 2010, ik zou er morgen aan de slag gaan als ze vandaag zouden bellen. En ik blijf natuurlijk ook wel op andere manieren betrokken: we zitten met Oud NAC in één vak in het stadion, ik speel nog met enige regelmaat wedstrijden met Oud NAC, we hebben nog steeds een jaarlijkse fietstocht op Derde Kerstdag, mijn vrienden zitten daar. Zij hebben me ook over de streep getrokken om na mijn ‘ontslag’ weer te komen kijken. Mijn vader laat zich sinds die tijd niet meer zien in het stadion, maar ik ging, en ga, de meeste wedstrijden nog altijd wel. Want ik weet nu: de club NAC is veel groter dan die één, twee mensen waar ik problemen mee had. En ik laat me NAC niet afnemen door passanten.”  

Bron:
B-Side Rats
Vorig bericht
Van der Gaag: "Het begint bij NOAD" 23 reacties
Volgend bericht
Van der Gaag: "Mühren is op de weg terug" 64 reacties
35 Reacties
1   0  
Granada CF

Held! Dank BSR voor dit heerlijke stukske leesvoer.

Hup NAC en hala Breda

0   0  
Dutchbird

Mooi verhaal, mooie tijd met zoveel jongens uit de regio in NAC 1.

0   0  
Da Pope

Dit verhaal roept warme jeugdherinneringen aan eind jaren 80 / begin jaren 90 op. Peter straalt in alles wat hij zegt NAC uit. Mooi om te zien dat hij écht trots was het shirt te dragen. Dat zijn de momenten waarop ik me het meest NAC-supporter voel. Prachtig ??

0   0  
Martinus

Wat een fantastisch verhaal. In één keer uitgelezen! Chapeau!

0   0  
Kudeta

Prachtig

0   0  
Harrie

Snel weer jeugdtrainer maken en NAC dna bijbrengen bij die jonge gasten

0   0  
Scheids

Wat had die kerel een schót!
Op het moment dat Remie aanlegde voor een uithaal, hoorde je de spionnenkop al beginnen met juichen. Als trainer ben ik hem vaker tegen gekomen als ik potjes mocht fluiten bij bijvoorbeeld Jeka. Zélden zo’n fanatieke rotzak mee mogen maken, maar na de pot een heer die een klop op je rug gaf!

0   0  
Tinus Breda

Mooi stukje tekst. Mijn jeugdjaren waren dat in de beatrixstraat. In de hekken hangen en als Feyenoord op bezoek kwam containers zover en hoog waar je maar kon kijken. Geweldige sfeer en Peter Remie was een echte naccer.

0   0  
Babosje

Vroeger als klein kind moest ik mee naar de stad!
Geen zin in natuurlijk!
Maar dan gingen we naar de Perry Sport want daar werkte Peter Remie!
Mijn NAC held, toen al!
Wat een NOAD en voorzet had hij!

0   0  
Maarten

Peter, laat je reet eens zien.

0   0  
Pietjebel

Super stukje

Zou hem graag samen met john smit terug zien als jeugdtrainer

0   0  
Michel

Kippenvel all over....vooral dat stuk over de belastingdienst is legendarisch: dat mensen spullen kopen om weer terug te geven aan de club, dan ben je een echte!

Eigenlijk gewoon een supporter die ook nog eens onwijs goed kan ballen die Peter.

0   0  
MolotoV

Kippenvel tijdens het lezen, mooie tijden!!!

0   0  
Brem

Klasse werk weer mannen van BSR! Hulde voor de tijd en moeite die jullie in dit interview hebben gestoken.

Zo'n echte NAC man als Peter is toch zo veel mooier dan alle passanten die tegenwoordig bij NAC voetballen.

0   0  
Kipiani

Wat had die gast een geweldige voorzet, traptechniek. Zeldzaam goed. Werd landelijk ook zo gezien.
Eigenlijk is dit daarna bijna niet meer vertoond op de NAC velden. Angelino misschien ??

0   0  
scheppioni

Wat Da Pope zegt !!!
Wat een tijd, alles wat NAC ademt !! En Peter, wat een geweldige gast, altijd in voor een praatje en de beste rechtsbuiten ooit bij ons NAC met een fenomenale trap !!! Ik mijmerde tijdens het lezen gewoon 25 jaar terug !!!⚽️??? NAC de Parel van het Zuiden !

0   0  
JeePee

Dit zijn nou mannen die NAC NAC maken. En o wat een voorzet. Dat moet toch heerlijk zijn als je dan in de spits staat en er zo tegenaan kunt lopen. Heerlijk om weer te lezen en Peter nog eens te laten graven in zijn NAC gevoel.

1   0  
Granada CF

Held! Dank BSR voor dit heerlijke stukske leesvoer.

Hup NAC en hala Breda

0   0  
vlaai

goed gezegd da Pope. dit soort verhalen halen alle herinneringen weer terug, net als de boeken van Sjoerd Massou. het vormt de kern van waarom deze club in onze vezels zit.
mijn eerste jaren waren begin jaren 80, voor 1 gulden op de Beatrix. eerste seizoenskaart die van de B-side: knipkaart met rond de Kerst een kerstboomknipje als ik me niet vergis. wat een tijden.
bedankt BSR voor de moeite dit allemaal op de site te zetten incl links naar oude beelden!

0   0  
Gampel

Dank mannen, weer een heerlijk BSRetro pareltje!!

0   0  
De trainer

Peter Remie is een NAC icoon. Kippenvel bij het lezen.

0   0  
Demeul

Heerlijk stukske om te lezen, afgewisseld met die retro samenvattingen!

0   0  
Nachoreca1

Wat een top verhaal! Hulde !

0   0  
Robert

Spelers als Peter Remie en Pierre van Hooijdonk hebben laten zien, dat eindeloos oefenen en trainen die

perfecte traptechniek opleverde..Genieten bij hun wedstrijden!

Sorry, maar aan die inzet ontbreekt het tegenwoordig bij veel van die verwende voetballers. Wij hebben

die helaas nu ook weer.

Kijk eens naar types als Palmer-Brown, Kali, e.a. die het tijdens een periode van weinig spelen niet kunnen

opbrengen om zichzelf topsport-fit te houden. Kom daar eens om bij andere sporten.

Over Rijsbergen: hoef je geen vriend van te zijn, maar had elke speler de winnaarsmentaliteit, die hij had.

Het lijkt er in ieder geval op, dat onze trainer zulke spelers wel bij de les krijgt..

0   0  
Dutchbird

Als je er in slaagt om bij dit artikel te reageren met een duimpje naar beneden dan stroomt er geen NAC bloed door je aderen maar heel zure azijn.

0   0  
scheppioni

Is een verdwaalde aandachtvragende puberkruik hollandse vogel !! Geen ene NaCCer doet dit normaal gesproken ! Wat voor leven heb je dan, ik kom nog geen seconde op zo'n stilbo site, hier heb je ze helaas te vaak, dus stik jaloers !

0   0  
Hans

Mooie tijden, je was en blijft een icoon in Breda en daarbuiten. Bedankt voor die mooie jaren. ??

0   0  
Scheids

@Dutchbird @ Scheppioni

Ook geen idee wie of wat hier verantwoordelijk voor is, duidelijk is wel dat dit te doen is om te sarren!
Vaker gebeurt dat bij dit soort mooie stukken en zelden tot niet zijn er argumenten die er toe kunnen leiden dat er negatief gereageerd zou kunnen worden, alleen als je Flieger heet, dan louter negativisme!!

0   0  
kopspion

mooi was die tijd.....

0   0  
Dos

De grootst mogelijke complimenten aan BSR voor dit interview!

Als klein manneke stond ik precies achter het doel tegen de hekken aan aan de Beatrixstraatkant. Ik zal de kanonskogels bij het inschieten van de keeper door Peter Remie nooit vergeten, wat maakte dat een indruk.
Dit is NAC!

0   0  
Pizzabakker

Prachtig stuk dit. Brengt veel mooie jeugdherinneringen terug.
Heerlijk de gordijntjes dicht wanneer er langs Tilburg werd gereden! :-)

0   0  
Van "taajlaand

Wát een ge-wel-dig verhaal over mijn 'NAC held" allertijden!
En daarmee wil ook ik duidelijk de BSR club bedanken voor de tijd en moeite die ze hebben willen nemen om ons nog eens te laten genieten en 'wegdromen' bij de tijden van weleer....

Stond vaak al half met de handen in de lucht wanneer Peerke mocht aanleggen voor de vrije trap die als een streep, vaak door, langs of onder het muurtje doorging richting keeper van de vijand.
Zijn voorzetten, op maat waar Pierre of Graham haast altijd wel raad mee wisten.

Mijn NAC shirtje van toen werd steevast bedrukt met nummer 8!
(later toen de aanvangstijden werden varanderd in half-acht...;-)

0   0  
Ratje

Hedde gij dr haar op of touw ?
Komde gij uit t mastbos of nie ?

0   0  
MdH

Heel mooi geschreven! Hulde aan Castor en Bsiderats! Ik zit hier aan de andere kant van de wereld maar voel me toch betrokken (en trots) door verhalen zoals deze.
Hup NAC!

0   0  
Melis Boonstoppel

Schitterend verhaal. Jeugdsentiment. Het was echt een hele goede speler, die Remie. Elke keer richting achterlijn en dan een bananenbal met volle snelheid op de penaltystip. Kan menig professional van nu nog iets van leren met al die prutscorners die niet boven de knie komen. Aan Remie heeft menig NAC-spits de helft van zijn productie te danken. Met name Graham Arnold wist er optimaal van te profiteren. Toen Remie ook vrije trappen erin begon te pegelen was het helemaal een waardevolle speler. Herinner me nog een prachtige bekerwedstrijd op een doordeweekse avond tegen AZ. NAC kwam achter door ene Marco Holster en Remie maakte gelijk met een droge schuiver (velddoelpunt). Opnieuw kwam NAC achter door die dekselse Holster, maar met nog een paar minuten op de klok zorgde Van Hooijdonk voor de gelijkmaker. In de allerlaatste minuut kreeg NAC op zo’n twintig meter van het doel van doelman Ruitenbeek (meen ik) een vrije trap te nemen. Niet Van Hooijdonk, maar Remie haalde de trekker over. Met een kiezelharde streep vloog de bal via de handschoen van de AZ doelman tegen de touwen. Zijn hand moet er nu nog van gloeien. Ik heb zelden zo hard gejuicht. Alhoewel de ronde daarvoor wisten negen NAC’ers VVV uit het toernooi te kegelen. Ook een memorabel avondje. De intro van Studio Sport die de samenvatting van de wedstrijd tegen AZ inluidde weet ik nog exact: “Het werd een fantastische wedstrijd daar aan de Beatrixstraat in Breda!” Wat een tijd en wat een elftal stond er destijds. Krijg er nog kippenvel van.

0   0  
Spaanse Rat

Wat een tijd , wat een tijd, als ik deze periode als supporter niet had meegemaakt , weet ik niet of ik zo'n NACCER zou zijn geweest als ik nu ben , als kleine man aan de hand van mij vader idd die geuren van juin , vd hamburgertent , pis, wiet en bier , dit was t welkom en dan die sfeer , niet te beschrijven , keek in die slechte periode met mijn pa de eerste helft op de bea en de 2e op t ei , omdat daar de doelpunten zouden vallen, helaas was dat in die tijd niet vaak zo , maar als ze scoorden ging t los , in de hekken als klein menneke met de wereld aan je voeten . De wedstrijd tegen VVV, met afgekeurde goal , ongelooflijk , alle ruiten lagen er ook uit van die bussen , t was zo onterecht, zal deze tijd nooit vergeten , bedankt peter voor je tomeloze inzet en onvergetelijke wedstrijden , was ook in grun, niemand zou er nog iets voor geven , maar dat laatste kwartier maakte alles goed van 3-0 naar 3-4 Wat een feest , zijn nog beelden van volgens mij hoe iedereen dat uitvak uit kwam , Aussie aan en gaaaan zeg maar . Maar ook de pro.otie in den-bosch, met 8000 NACCERS , net een thuiswedstrijd , stond al eerste op t veld na de wedstrijd ,Wat een bevrijding . Peter was altijd een held en heb hem vorig jaar in Spanje beter leren kennen en hij is alles wat N.A.C. moet zijn, iemand met natuurlijke N.O.A.D. Bedankt

Laad alle berichten na dit bericht in