Wij gaan niet opzij

BSRetro: Stanley Bish

Castor

Op 31 mei 1973, vandaag exact 47 jaar geleden, wint NAC de beker, voor tienduizenden Bredase fans op een donderdagavond in de Kuip. Dat doet het met een team vol spelers die iconen zijn geworden (of op dat moment al waren), bijna allemaal door een jarenlang verblijf aan de Beatrixstraat. De maker van de openingstreffer is een jonge, sterke spits met lang donker haar, die door zijn goal minstens zo iconisch wordt voor NAC, maar kort na de finale al uit Breda vertrekt. Een portret van Stanley Bish (1951), zowel op als buiten het veld een aanvaller, met een nooit ophoudende drang naar voren. “Ik leerde, zeker bij NAC, al vroeg omgaan met de druk van een spits: als je doelpunten maakt kun je in de hele stad gratis drinken, maar schiet je op de paal, dan kom je nergens binnen.”

"Aan Jakarta heb ik geen herinneringen. Nog voor mijn eerste verjaardag zijn we er vertrokken, of liever weggejaagd, en ik ben er ook nooit meer teruggeweest. Maar in Weert was ik het enige jongetje met zwart haar en bruine ogen, wat me misschien ook wel een beetje het lievelingetje van de juf maakte. Ik viel op. Maar niet alleen dáárdoor, want ik was gewoon een groot voetbaltalent.

Op mijn veertiende werd ik bij Wilhelmina opgepikt door PSV. En ik durf te zeggen: ik was één van de grootste talenten van het zuiden, misschien wel dé grootste. Met het Zuidelijk Jeugdelftal speelden we het Noorden, het Oosten en het Westen keer op keer helemaal weg, met 6-0, met 7-1. En van dat zuidelijke team, waar toch ook de gebroeders Van de Kerkhoff in speelden, was ik op dat moment de enige die doorstroomde naar het Nationaal Jeugdelftal.

Ik blonk uit, ik had flair, ik was brutaal, zoals een jong talent móet zijn. Ik werk nog steeds in de marketing, een jonge omgeving, met jonge programmeurs, met jonge marketeers, dat zijn mensen met passie en dynamiek. Daardoor moet ik me openstellen voor nieuwe indrukken, nieuwe ideeën, en dat geeft me veel energie. Maar zoals ik me als voetbaltalent opstelde, zo moet talent in mijn huidige werkomgeving zich laten zíen. Ik moet voelen dat er iets inzit: ik ben geen aanreiker, daar heb ik geen tijd voor, en geen zin in. Kom met ideeën, kom met initiatieven, laat zien dat je het meer wil dan iemand anders. Dat geldt voor voetballers ook: als iemand als talent wordt bestempeld, maar ik zie hem er niet bovenuit steken, vind ik het geen talent. Een talent moet meer aandacht vragen, meer doen dan een andere speler. Je moet mijn aandacht trekken. Flair wil ik zien. Zoals ik die in de jeugd ook toonde."

 

Stanley Bish
Stanley Bish anno 2020...

 

De brutaalste van de klas

"Bij PSV speelde ik in eerste instantie in het jeugdteam, en daar draaide het om mij. Ik was snel, technisch, een echte killer, ik scoorde aan de lopende band. Het Ottentoernooi, het jaarlijkse toernooi voor wat ze tegenwoordig de A-jeugd noemen, dat wonnen we in 1967, en ik werd er verkozen tot beste speler. Jeugdvoetbal was sowieso heel anders toen: er was maar één team, het betaalde jeugdelftal, en dat van PSV speelde alsnog soms voor wel 5000 man publiek.

En ik sloot ook al snel aan bij het eerste van PSV. Overdag trainde ik tussen de grote jongens, dan was het de hele dag voetbal, ’s avonds werd ik geacht huiswerk te maken, want ik zat nog op de HBS (wat tegenwoordig havo/vwo is, red.). Nou ja, dat schoolwerk ging een beetje half-half, want ik wilde natuurlijk voetballen. Ik maakte mijn debuut toen ik nog 16 was, nog altijd als jongste debutant ooit in Eindhoven. Een paar jaar eerder speelde ik nog bij de amateurs, nu kreeg ik al speeltijd in de Nederlandse top: het ging allemaal ontzettend snel.

Maar in mijn zevende wedstrijd voor PSV-1 liep ik een dubbele beenbreuk op. Ik heb er een jaar uitgelegen. Toen ik terugkwam scoorde ik nog steeds veel: terug bij de Nederlandse jeugdselectie tegen Zwitserland maakte ik er gelijk vier. Maar ik had geen klik met Kurt Linder, de nieuwe trainer: een ouderwetse Duitser, van dik hout zaagt men planken. Hij kreeg PSV wel aan het draaien, met de focus op teamdiscipline en conditie, maar ik had vooral individuele aandacht nodig. Kijk, spits Willy van der Kuijlen speelde je er niet zomaar uit, maar vóór mijn blessure zat ik tegen een basisplaats aan, als rechtsbuiten. Maar toen ik terugkwam zat ook dat er niet meer in, onder Linder.

En ik wilde spelen! Zelfs als zeventienjarige, ook bij PSV, was ik de brutaalste van de klas. Een snotneus, maar wél een talent, en dat wist ik ook. Ik heb in 1969 een testwedstrijd bij Anderlecht gespeeld, contact gehad met Kees Rijvers die bij FC Twente ging bouwen, maar ik koos uiteindelijk voor DWS, in Amsterdam. Die waren een paar jaar eerder kampioen geworden, en hadden in ’69 nog altijd een goed team."

 

... en Stanley Bish in 1971. (Foto's: BN De Stem/Johan van Gurp, collectie Stadsarchief Breda, id.nrs JVG197110XX711 & JVG197110XX712)

 

The age of Aquarius

"Ik kwam in de zomer van 1969 in Amsterdam, midden in de Summer of Love. Hippies op de Dam, de musical Hair in de stad, mooie meisjes met bloemen in het haar op zoek naar slaapplek… Geweldig om daar middenin te belanden, natuurlijk. Ik had een etage voor mezelf aan de Beukenlaan, in Amsterdam-Oost, geregeld door de club. Karel Bonsink en ik, de grote talenten, kregen een Mini Cooper van de club, een autootje van 6000 gulden: we waren het uithangbord van DWS. En ik kreeg een baan, bij Starlift, een liftenfabrikant. Dan mocht ik ’s ochtends om 9:00 de monteurs vertellen waar ze heen moesten, en soms op controle, naar de VU of een ander groot flatgebouw, om te zien of die monteurs dan ook daadwerkelijk aan het werk waren. En daarna om 12:00 met de tram naar de training bij het Olympisch Stadion. Ik kreeg geld voor het voetbal, ik had een baan, een auto van club, en ik had een huis zonder woonlasten: het staat natuurlijk niet in verhouding tot nu, maar als achttienjarige verdiende ik 50.000 gulden per jaar, en dat was een heel behoorlijk bedrag.

Maar toch: ik was nog steeds maar een jongen. Het was de eerste keer dat ik op mezelf woonde, ik kon niet koken, dus de kostbaas die beneden woonde zorgde voor het eten. En ook in het team was het omschakelen: in het zuiden was ik altijd de brutaalste van het stel, maar dat was toch wel een ander verhaal in de hoofdstad. Ik speelde tussen kampioenen, ervaren profs, mannen aan het eind van hun carrière. Daar heb ik pas écht van me leren afbijten. En dat was niet altijd even makkelijk, bij momenten was het ook wel een eenzame tijd. Als op de training Karel Bonsink of ik een passeeractie maakten bij die oudere gasten kregen we al een waarschuwing, en als we het nog eens flikten schopten Frits Soetekouw en Frits Flinkevleugel  ons helemaal verrot. Zo werkte dat, je werd door die ouderen opgevoed. En als je dan in je schulp kruipt ben je de lul. Ik heb vanaf mijn 15e altijd moeten vechten, altijd voor mezelf moeten knokken als jonge aanvaller in een team vol volwassen mannen, wat me in zekere zin ook een beetje een einzelgänger heeft gemaakt: ik hoef niet per sé ergens bij te horen, ik kom en ik ga wanneer ik het wil. Ik laat me niet in een hoekje drukken.

Maar door die harde leerschool werd ik bij DWS ook snel volwassener. Ik leerde ook daar van me af te bijten. En dat is ook het lekkere van topsport: je moet het zélf laten zien, je hebt altijd de kans jezelf te bewijzen. En dat is gelukt, want ik heb bij DWS alsnog een paar beslissende goals kunnen maken. En met Soetekouw ben ik uiteindelijk ook een paar keer gaan vissen, trouwens."

 

Juni 1970: nieuwe aanwinsten Arie Delmotte en Stanley Bish (rechts, met prachtige stropdas) in de bestuurskamer van NAC. (Foto: BN de Stem/Johan van Gurp, collectie Stadsarchief Breda, id. nr. JVG197006XX703).

 

Beestenbende

"NAC kwam in 1970. DWS wilde graag Gerrie Deijkers van Willem II halen: die was topscorer van de Eerste Divisie geworden bij Willem II, maar was nog eigendom van NAC. Tussen DWS en NAC was het vervolgens snel beklonken, en ik wilde zelf toch ook graag terug naar het zuiden. De onderhandelingen met NAC-bestuurder Spekenbrink hebben we in een restaurant bij het Mastbos gedaan, mijn vader deed voor mij het woord, een zaakwaarnemer had ik niet.

Na het seizoen, nog voor de zomer 1970, ging NAC op uitnodiging naar Polen, voor een wedstrijd tegen Szombierski Bytom. Daar werden Arie Delmotte en ik, de nieuwe aankopen voor het volgende seizoen, ook alvast meegevraagd. We speelden niet bijzonder, maar eenmaal in het hotel heb ik het échte NAC leren kennen. Profvoetballers, na het seizoen, ver weg van huis in Polen, met goedkoop bier… Een beestenbende! Ik wist niet waar ik in terecht gekomen was, want Brouwers, Van Gorp, al die gasten, ze konden zúipen… Dat hield ik echt niet bij.

Een paar dagen later speelden we in Breda een oefenwedstrijd tegen Chelsea, dat net de FA Cup gewonnen had. Daar scoorde ik de 1-1, en we wonnen met 3-2. Dat was een fijne binnenkomer, in een echt vriendenteam, bovendien."

 

Witte schoenen

"Het eerste seizoen speelden we tegen degradatie, maar alsnog maakte ik elf goals, als negentienjarige: als je dat nu doet kun je voor 40 miljoen naar Napoli. Ik voelde altijd de druk van een spits, ook zo jong al, want als ik ze niet maakte, maakte niemand ze. Ik leerde, zeker bij NAC, al vroeg: als je doelpunten maakt kun je in de hele stad gratis drinken en is het overal feest, maar schiet je op de paal, dan kom je nergens binnen. Daardoor heb ik ook al vroeg geleerd een knop om te zetten, en met stress om te gaan: ik kan me focussen, ongeacht de omstandigheden, ongeacht de druk. En dan is een goal een goal: het maakte mij niet uit hóe ik hem maakte. De hele week sta je onder druk om te scoren, om te winnen, veel meer dan een verdediger, maar als je een goal maakt komt dat er in één keer uit, die ontlading. Spitsen zijn in dat opzicht, net als keepers eigenlijk, aparte jongens.

In mijn eerste jaar moest ik Jacques Visschers voor me dulden, een NAC-icoon. Dus begon ik bij NAC als rechtsbuiten, daar kon ik ook wel uit de voeten, in dat opzicht had ik iets van Hirving Lozano nu. Maar ik werd in mijn NAC-tijd ook wel met Gerd Müller vergeleken, of door mijn teamgenoten ‘balletdanser’ genoemd: tegenstander in de rug, bal aan de voet, kont erin, draaien, boem. Ik was snel, ik speelde direct, en ik kon ondanks mijn lengte goed koppen, door mijn sprongkracht. Ik was als spits eigenlijk vrij compleet. En vooral in de ruimte was ik onverslaanbaar. Maar ik moest wél bediend worden.

Wat dat betreft had ik het bij NAC erg goed. Ik speelde met Frans Bouwmeester jr. en Bertus Quaars achter me, die hoefden maar op een bepaalde manier te kijken, (pakt zout- en pepervaatje, en een suikerpot, en beeldt een dieptepass uit, red.), die verdediger was traag als dikke stront, en dan was ik wég! Dát is hoe een spits moest worden aangespeeld. En Bertus en Frans konden dat. Met Addy Brouwers had ik ook die klik, als hij een actie inzette en zijn man passeerde wist ik al waar ik moest zijn om hem in te tikken. Dat ging blindelings. Een fantastische voetballer, Addy.

En ik was een publieksspeler. Als het uitverkocht huis was stond ik na een goal met mijn hand aan mijn oor voor de tribune de mensen op te jutten. In die zin was ik bij NAC wel een buitenbeentje: ik wilde opvallen. Ik was één van de eersten in Nederland die witte voetbalschoenen had. Ben Peeters, trainer toen, heeft me daarmee van de training gestuurd, ik moest maar zwarte schoenen aantrekken, dat hoorde niet, zo. Maar dat weekend heb ik er op zondag, ondanks alles, op gespeeld, én gescoord. Want zo is het dan ook: als spits moet je scoren, maar áls je scoort wordt er ook wat van je geaccepteerd."

 

Selectie 1971/'72
De selectie van NAC in 1971/'72. Achterste rij v.l.n.r.: Wislaw Kitzmann, Mari van Dongen, Jan van Gorp, Bertus Quaars, Gerard van den Dries, Daan Schrijvers, Piet van Dijk, Addy Brouwers, verzorger Geert van der Wiel, Jan de Jong. Voorste rij v.l.n.r.: Ad Bakker, Arie Delmotte, Aleksander Mandziara, Stanley Bish, trainer Ben Peeters, Norbert Pogrzeba, Ati Graaumans, Frans Bouwmeester jr., Frans Vermeulen. (Foto: BN de Stem/Johan van Gurp, collectie Stadsarchief Breda, id. nr. JVG197110XX705)
 

Dress for success

"Ook al bleven we in 1971, 1972 én 1973 telkens maar nipt in de Eredivisie, NAC was qua niveau en qua spel geen degradatieploeg. We wisten dat we meer dan genoeg kwaliteit hadden, dus we speelden ook geen typisch degradatievoetbal. Dat het dan vaak later in het seizoen spannend werd, dat was dan maar zo. Peter van de Merwe was een geweldige keeper, Ati Graaumans was de kleine Napoleon in het centrum, Frankiewicz en Pogrzeba, Bouwmeester, Quaars, Brouwers, Martien Vreijsen rechtsbuiten, allemaal toppers. En Daan Schrijvers was er nog, die kende ik nog uit mijn PSV-tijd, een ontzettend stijlvolle verdediger, kampioen geworden met DWS, oud-international, oud-aanvoerder van Oranje ook. Als hij het veld opkwam stónd er echt iemand. Hij was de kapitein, in heel zijn performance.

En ook een geweldige leider buiten het veld. Toen ik nog bij PSV zat was hij ook daar aanvoerder. We hadden we net clubkostuums gekregen, dat was toen nieuw. Voor de wedstrijd aten we altijd samen in een restaurant in Eindhoven, maar ik had, modejongen als ik was, een heel duur nieuw truitje aan. Maar dat viel uit de toon bij de nette pakken die waren voorgeschreven… Daan, aanvoerder, keek me aan bij binnenkomst, knipte met zijn vingers, wees naar me, en zei rustig maar duidelijk: ‘volgende week heddegij een stropdas om.’ Pats. En ik hád de volgende week een stropdas. We moesten eenheid uitstralen, daar zorgde hij wel voor.

Die modieuze kant heeft altijd in me gezeten. Toen ik 16, 17 was heb ik een cursus gevolgd om te kunnen werken als dressman (een showmodel voor nieuwe kleding, red.), in Den Bosch. Dan werd ik op donderdagavond in Weert opgepikt, en reed ik met een auto vol leuke vrouwtjes naar Brabant. Modebedrijven uit de buurt vroegen me daarna om model te lopen met hun kleding, en dat deed ik graag. Ik heb vaak genoeg met fotospecials in de VI gestaan, in die tijd, als eerste voetballende dressman van Nederland. En ik ging, in Eindhoven én in Amsterdam, met een koffer vol met mooie kledingsstukken van zaken uit de buurt naar de training, die ik dan verkocht aan mijn teamgenoten. Mocht ik ook in de kleedkamer model lopen voor mijn medespelers. Eén van de redenen dat ik na mijn actieve carrière ook bij Euro Fashions ging werken, een modebedrijf dat bijvoorbeeld Van Basten en Vanenburg in Ralph Lauren of McGregor stak. En één van de redenen dat ik nu, als ik golflessen geef in Helden, er ook op de green goed uit wil zien."

 

Luchtmacht

"Bij NAC werkte ik naast het voetbal ook, bij Agpo Oomens, een verwarmingsbedrijf. Als assistent inkoop werkte ik daar in de ochtenden, dat had NAC voor me geregeld, dan zat ik op kantoor een beetje facturen na te kijken tot ik rond 12:00 kon gaan trainen. Of nou ja, tot ik in dienst ging.

Ik heb mijn tijd op vliegbasis Gilze-Rijen doorgebracht, bij het Mat-squadron: assisteren met materiaal. Ook dat was tot een uur of 12:00 op de vliegbasis een beetje aanlummelen, vrachtwagens uitladen en zo, maar als het écht zware materiaal aankwam, vrachtwagens vol toiletpapier, dan was ik meestal al weg.

Want als profvoetballer bij het militair elftal had je ook privileges: ik kon gewoon blijven meetrainen bij NAC, wedstrijden spelen in het weekend, en als je rond middennacht van je bed werd gelicht voor een oefening had ik vaak een briefje dat ik kon laten zien, dat ik in Zeist werd verwacht voor een wedstrijd. En in dat militair elftal kon je ook spelen met grote talenten van grote ploegen, de broers Van de Kerkhof, Arie Haan van Ajax, Co Adriaanse, Hugo Hovenkamp van AZ. Ik was alsnog één van de jongste in die teams, maar het was ontzettend leuk om daarin mee te mogen doen, want het niveau was ook daar altijd hoog."

 

Familie

"Leo Canjels was mijn eerste trainer bij NAC, een icoon, en voormalig topspits natuurlijk. Maar wel een heel ander type spits dan ik, groot, sterk, met zijn schot niet voor niks het Kanon. Ik weet dan ook niet of ik voetballend veel van hem heb geleerd, maar wat ik wél kreeg: vertrouwen. Hij zag het in me zitten en liet me ook staan, en dat was precies wat ik bij PSV en DWS al zocht. Hij heeft me later nog naar Club Brugge willen halen, toen hij daar trainer was.

Hij durfde bovendien out of the box te denken: in een periode dat NAC in mijn eerste seizoen weinig goals maakte zijn we, onder zijn leiding, met de aanvallers naar natuurpark De Kogelvanger gegaan, om schietoefening te doen, eigenlijk net als in het leger: door het zand met een geweer, lopen, rennen, springen, je laten vallen en dan schieten. Het was heel vreemd, ik moet er nog wel eens om lachen, maar daarna begonnen we ineens wél te scoren!

Met Canjels heb ik geen ellenlange gesprekken hoeven voeren om te weten dat het goed zat, en dat gevoel had ik bij heel NAC. Breda is mijn stad geworden, en NAC is echt mijn club gebleven. Het was een warme club, een familie, een groep met allemaal Bredase, Brabantse en Nederlandse jongens. En nog steeds, als ik bij Oud-NAC ben: we zijn nog regelmatig met het team van toen weekenden weggeweest, met de vrouwen erbij. Dat hechte, dat familiaire, dat zie je bij andere verenigingen echt niet, NAC en Oud-NAC zijn daarin uniek.

En het hielp natuurlijk dat ik ook graag op stap ging, net als de rest daar. Natuurlijk op zondagen na de wedstrijd, in de Cordial. En maandagavond was de vaste stapavond voor de NAC-selectie, dat wist heel Breda: eerst op de club in de sauna, daarna naar de Havermarkt, of naar de Spinola, die boot van Paultje Verloop, naar Boerke Verschuren, naar Thijs van der Molen, of Ger Couvreur... Breda is wat dat betreft natuurlijk een fijne stad, een stad van uitgaan, van lekker eten. Een beetje Belgisch, een stad met normale mensen, maar ook met een beetje chique. Met mijn vrouw en mijn dochter kwam ik daar in een flat in de Hoge Vucht, een luxe nieuwe wijk toen, en daar zijn we ook na mijn NAC-tijd nog jaren blijven wonen.”

 

NAC-ADO 1970
10 januari 1971, NAC-ADO, 0-3. Stanley Bish kapt en draait tussen twee Haagse verdedigers. Links is Frans Bouwmeester jr. herkenbaar. (Foto: BN de Stem/Johan van Gurp, collectie Stadsarchief Breda, id. nr. JVG19710110702)

 

Kwakkelend reuzendoden

"In mijn eerste twee jaar bij NAC werd ik clubtopscorer, elf goals in ‘70/’71, negen goals in ‘71/’72. En we wonnen in oktober 1972 van Ajax, toen zij net die week de Wereldbeker hadden gewonnen, tegen Independiente. Addy Brouwers maakte er twee, ik had één assist. En voor de beker, in november, pakten we ze wéér, op penalties, voor keeper Jan de Jong was dat dé wedstrijd van zijn carrière. In beide gevallen was het naderhand natuurlijk groot feest in de stad: we stonden één-na-laatste in de Eredivisie, maar we versloegen de beste ploeg van de wereld. En dat twee keer! Addy zei ooit dat Ajax bij die eerste wedstrijd in oktober nog dronken op het veld stond, maar daar ga ik niet in mee: we verloren altijd dik van Ajax, en ook in die wedstrijd deden alle toppers mee, inclusief Cruijff. En we wonnen gewoon verdiend, op basis van ons eigen goede spel.

Maar buiten die twee topwedstrijden heb ik niet veel meegedaan dat jaar, laat staan gescoord, want ik was vooral geblesseerd. Tot aan de winterstop was het al kwakkelen, maar uit bij FC Amsterdam liep ik tegen een meniscusblessure op, toen heeft Tim Meeus me van het veld moeten dragen, en daarna heb ik er tot eind april uitgelegen. En noem het toevallig, maar nadat ik voor langere tijd afhaakte zakte ook het team helemaal weg: NAC verloor in de competitie elf keer op rij! Coach Ben Peeters, een lieve, menselijke man werd ontslagen, dat vond ik ook jammer: ik durf te zeggen dat hij niet had hoeven opstappen als ik nog had gespeeld. Voor hem in de plaats kwam Henk Wullems.

Ik heb me in maart aan mijn knie laten opereren, en toen had ik twee maanden om weer fit te worden. Bij mijn rentree was de nood gelijk aan de man, maar in die laatste vier wedstrijden hebben we het nét gered. De laatste wedstrijd, tegen FC Amsterdam, die móesten we winnen om Excelsior onder ons te houden. En die wedstrijd wonnen we, met 1-0, door een goal van, jawel, Stanley Bish. Mijn enige competitiegoal van dat seizoen. En dus we bleven in de Eredivisie, en was het voor de derde keer in een seizoen groot feest."

 

De omhaal

"Maar niet voor het laatst, dat jaar, want elf dagen later stond de bekerfinale op het programma, die hebben ze zonder mij gehaald. Mede door die laatste competitiewedstrijd hebben mijn teamgenoten aan trainer Wullems gevraagd of ik in de basis mocht, die wedstrijd: het was nog niet helemaal duidelijk wie spits Piet van Dijk moest vervangen, want die was net in die periode zwaar geblesseerd, maar Wullems koos voor mij. En ik speelde, met een knieband, negentig minuten.

NEC was vooraf tot favoriet gebombardeerd, die hadden een veel beter seizoen gedraaid dan ons, heette het. Maar ik begreep daar niks van, wij hadden in de competitie uit én thuis van NEC gewonnen, en in de jaren daarvoor had ik ook aardige duels uitgevochten met die centrale verdediger van hun, Kees Cornelis. Maar ik was gewoon veel slimmer dan die jongens, ik scoorde ook regelmatig tegen hen. En dat kwam ook wel uit, natuurlijk, die wedstrijd. Je kunt de beelden nog zien, online: je kunt het een fout van de keeper noemen, maar ik wist gewoon precies waar ik moest staan.

In Nijmegen stond het bordes al klaar, de hele stad was er al op ingesteld dat NEC ging winnen. Maar toen wij de beker naar Breda brachten kwamen was er niets. Op het stadhuis was er niks geregeld, op de club niet. Alles was hapsnap, op het laatste moment nog even bij elkaar gescharreld, maar dat maakte het misschien nog wel mooier: die geïmproviseerde huldiging, voor een stampvolle Grote Markt, dat vergeet ik nooit meer. Ik heb maar twee keer gescoord, dat seizoen, maar de eerste was de winnende goal die NAC in de Eredivisie hield, en de laatste de openingsgoal in de bekerfinale."

 

31 mei 1973, NAC-NEC, vlak voor aftrap. V.l.n.r. Bertus Quaars, Addy Brouwers, Jan de Jong, Ati Graaumans, Theo Dierckx, Frans Bouwmeester jr., Stanley Bish, Jan Blom, Arie Delmotte, Martien Vreijsen, Ad Bakker. (Foto: BN de Stem/Johan van Gurp, collectie Stadsarchief Breda, id. nr. JVG19730531107)

 

What if?

"Maar je hoort het de commentator na mijn goal al zeggen: het zou mijn laatste wedstrijd zijn voor NAC. In mijn tijd bij het militair elftal maakte ik kennis met de trainer van Roda, Jacques Koolen. Mezelf kennende heb ik toen als een god gespeeld, want daarna waren ze erg enthousiast, in Kerkrade. Vóór de finale waren we eigenlijk al rond: bij NAC lag er een aanbieding, want mijn contract liep af, maar ik zag op dat moment weinig progressie in waardering. En natuurlijk, de centen telden ook mee, maar Roda was, als promovendus, ook wel een uitdaging, er stond een leuk team waar ik de grote man zou worden. NAC heeft toen haar kans schoon gezien, en mij geruild voor Roda-spits Henk van Rooij, die had er in Limburg in twee jaar 34 gemaakt in de Eerste Divisie.

Maar eerlijk gezegd had ik achteraf nooit zo snel bij NAC moeten vertrekken. Bij Roda heb ik het goed gedaan, heb ik een mooie tijd gehad. Maar bij NAC zouden we met Addy Brouwers, Bish en Martien Vreijsen een geweldige voorhoede hebben gehad, iedereen was op de toppen van zijn kunnen, één van de beste aanvallende linies van Nederland. Ik ben altijd benieuwd geweest hoe dat had kunnen aflopen.

Maar ik wilde te snel. Ook bij Roda ben ik misschien te snel weggegaan, na drie jaar wilde ik door, naar België. Ik ging naar Berchem Sport, Eerste Klasse in die tijd, in Antwerpen, met het idee daar in korte tijd een transfer naar Anderlecht of Club Brugge af te dwingen. Maar dat is er nooit van gekomen: ik heb daarna nog bij Wageningen en VVV gespeeld, waar ik ook gestopt ben, op mijn dertigste."

 

Klaar

"Ik had nog wel naar Helmond of zoiets gekund, maar daar had ik geen trek meer in, en tegen die tijd was ik er zelf ook wel klaar mee: ik had vanaf mijn zestiende betaald voetbal gespeeld, het was goed geweest. En wat ik ook aan mezelf merkte: als mens begon ik te veranderen, ik raakte afgeleid. Als spits moet je altijd voor jezelf kiezen, egoïstisch zijn, op jezelf focussen. Bij VVV werd ik echter voorzitter van de spelersraad, waardoor ik me ook buiten het veld meer met het team en mijn medespelers ging bemoeien. Dat was in zekere zin het begin van het eind, want ook daarin was ik een haantje: ik wilde het ook als spelersraadslid goed doen voor de jongens. Maar daardoor verloor ik langzaam maar zeker het oog op mijn eigen belang: puur als individu waardevol zijn, goed spelen, belangrijk zijn. Kijk naar Klaas-Jan Huntelaar nu: die is 36, maar nog altijd superegoïstisch. Als je dat als spits niet meer hebt kun je eigenlijk beter stoppen.

Ik was ook wel klaar met de voetbalwereld, toen ik 30 was. Ik ergerde me eraan dat ik altijd werd benaderd als ‘Stanley Bish de voetballer’. Niemand wilde weten wat voor boeken ik las, of welke muziek ik luisterde, wat ik nog meer was búiten het voetbal. Misschien ook dáárom heb ik het trainersvak gelaten voor wat het is: je moet dan 24 uur per dag, zeven dagen in de week alleen maar met voetbal bezig zijn. Mijn oud-teamgenoot Dick Advocaat sterft waarschijnlijk in het harnas, die kan en wíl ook niks anders, maar ik wilde wat anders na vijftien jaar alleen maar sport: als je twee, drie wedstrijden in de week speelt heb je geen tijd voor je gezin, en dat wilde ik niet meer. Zelfs als je dan bij je gezin bent, ben je er niet écht."

 

31 mei 1973, de KNVB-bekerfinale. NAC nekt NEC, door goals van Stanley Bish en Addy Brouwers. Misschien wel hét hoogtepunt in de NAC-geschiedenis.
 

Door, door, door

"En ik wilde ook niet blijven teren op mijn voetbalsucces. Ik heb nog wel mijn trainersdiploma’s gehaald, maar ik ben een hele andere richting opgegaan. En daar heeft het voetbal ook deuren voor me geopend: ik heb tijdens mijn Roda-tijd ook marketingdiploma’s gehaald, heb met Dick Advocaat bij de Telegraaf advertenties binnengehaald. Ik heb na mijn voetbalcarrière modezaken gehad, heb in de sales gezeten bij TV Gazet in Zuid-Nederland, en ben op die manier in online databasemarketing gerold. Als één van de eersten van Nederland was ik al bezig met zoekmachine-optimalisatie, met online reclame, met bedrijven adviseren over onlinestrategieën. En daar werk ik nu nog steeds in.

Inderdaad, toen ik net was gestopt was er geen internet, dat heb ik me toen ik bijna 50 was nog eigen gemaakt. Want ik wil altijd door, nieuwe dingen proberen, kansen zien, leren, mogelijkheden creëren, mezelf ontwikkelen. Die scherpte, die drang naar succes, die honger, dat zijn karaktereigenschappen die passen bij een spits, en die ik heb meegenomen naar het leven buiten het voetbal.

Maar zit ook een andere kant aan die medaille: die drang naar vernieuwing, naar voren, maakt ook dat ik heel lang onrustig ben geweest, op allerlei vlakken. Ik wilde door, door, door, ik was altijd ongeduldig. Bijna alle transfers, van PSV naar DWS, naar NAC, naar Roda, naar Berchem, die kwamen allemaal voort uit dat ongeduld. Het heeft lang geduurd voor ik dat inzicht had. Pas rond mijn veertigste ben ik gaan beseffen wie ik écht was, wie ik wilde zijn. Daarna begon ik te relativeren, mijn eigen keuzes te begrijpen, en daardoor meer te genieten van het leven. Het zijn clichés, maar het is wel de realiteit. Tegenwoordig hoef ik niet meer zo jachtig achter dingen aan, niet zoals ik lang tijd wel gedaan heb. Mijn vrouw schreef ooit op een briefje: ‘hij was altijd op zoek naar geluk, maar pas toen hij stopte met zoeken kwam het geluk vanzelf.' Nou ja, ik ben nu 24 jaar bij haar, dus dat is wel aardig uitgekomen."

 

Trots

"In diezelfde periode, toen ik al tien jaar gestopt was, begon ik ook pas te beseffen hoe fantastisch mijn tijd als voetballer, en zeker mijn periode bij NAC geweest is. Toen ik er middenin zat voelde ik dat niet zo, ik was altijd bezig met de volgende kans, de volgende dag, de volgende wedstrijd, altijd maar weer dóór. Bovendien: de bekerfinale, dat was een geweldig moment, een geweldige avond, maar dat moment is voorbij, het is geschiedenis. En daarom was, en bén, ik altijd bezig met morgen. Ik wilde me nooit laten definiëren door het verleden.

En als je kritisch wil zijn: we zijn 47 jaar verder, het is bijna prehistorie. In de businessclub bij NAC, waar ik heel af en toe nog wel eens kom, haalt Hans van den Dungen me nog wel eens op het podium, maar dan merk ik al snel dat bijna iedereen die de finale bewust heeft meegemaakt inmiddels zestig-plus is. Wat dat betreft hoop ik nog mee te maken dat NAC de beker nog eens wint, want het zou ook goed zijn als ik word afgelost door een nieuwe naam.

Maar ik besef me ook steeds meer hoe bijzonder het is, zelfs al is het al bijna vijftig jaar geleden. Mijn voetbalcarrière is deel van mijn leven, het heeft me gevormd als mens, zelfvertrouwen gegeven, mondig gemaakt, me leren omgaan met mensen die op mij afstappen. En het heeft deuren voor me geopend, wat zeker in het begin van mijn carrière ná het voetbal geholpen heeft.

En het is natuurlijk ook leuk als je naam telkens weer genoemd wordt, als NAC het goed doet in de beker, zoals dit seizoen: iedere keer als de naam ‘Stanley Bish’ op televisie valt krijg ik wel weer een sms of een appbericht van vrienden. Het laat zien dat je iets betekend hebt voor NAC, je bent deel geworden van de geschiedenis van de club. Op mijn niveau was bekerwinst het enige wat je echt kón winnen, en ons is dat gelukt. Bovendien: de bekerfinale van 1974, toen NAC met 6-0 van PSV verloor, daar hoor je bijna niemand meer over. Je kunt honderd keer in een finale staan, maar dat is niet te vergelijken met één finale winnen. Dus ja: die bekerwinst, als team, en mijn goal als belangrijk aandeel, daar mag ik trots op zijn. En dat bén ik ook.”

 

(De foto's in dit artikel danken we aan het de beeldbank van het Stadsarchief Breda, waar je deze, en nog duizenden andere historische foto's van NAC én Breda gratis kunt vinden.)
Bron:
B-Side Rats
Vorig bericht
Eindstand gouden seizoenkaarten: 5.712 41 reacties
Volgend bericht
Thom Haye kiest voor NAC én Peter Hyballa 20 reacties
24 Reacties
34   4  
geelzwartwit

Als ik het zo lees zat hij aardig tegen het niveau van Dingsdag aan.

15   1  
Judge M.

Prachtig interview BSR! En wat is Bish toch een duizendpoot. Chuck Norris zou er jaloers op zijn ?

34   4  
geelzwartwit

Als ik het zo lees zat hij aardig tegen het niveau van Dingsdag aan.

6   0  
Henri

Leuk om zo ook weer eens mijn herinneringen op te halen.

18   1  
Dutchbird

NAC de beker en de Hoge Vucht een luxe nieuwe wijk, those were the days my friend.

8   1  
Scheppioni

Prachtig Castor !!?? geweldig om te lezen !

8   2  
Henri

Inderdaad Scheppioni een goed geschreven interview. Prettig om te lezen.

11   2  
Buurman

Mooi interview. Punt blijft dat je een kern van Bredase en regio spelers had die nooit bij NAC weg gingen. Je wist voor een aantal jaren naar wie je ging kijken. En de spelers speelden voor een leuke bijverdiensten als semiprof. Je kende de meeste spelers ook privé. Het waren de beste voetballers van Breda dikwijls begonnen op de Gasthuisvelden. Ja , vroeger was het leuker. Maar die tijden komen niet terug. Als NAC lekker voetbalt valt daar goed mee te leven.

2   0  
Optimist

Bish, bis, bis, bis.

3   1  
Keesje

Kan me die finale nog herinneren als de dag van gisteren.
Hemelvaartsdag.
In de rust was het niet op en NAC won.
Ik was er bij.

2   1  
malpolon

Prachtig verhaal, bedankt! Dat van die schietoefening was hilarisch, maar toch... misschien zou het onze voorwaartsen ook helpen het vizier weer op scherp te krijgen.

@semsi
Als iedereen in je gezin een eigen relatienummer heeft, moet je telkens opnieuw inloggen en het hele proces doorlopen. Tijdrovend, maar wel te doen. Is dat waar het probleem zit?
Toen ik verlengde, werkte bancontact niet, maar iDeal wel. Ik woon in België en had eerst bancontact geprobeerd. Toen dat niet lukte, heb ik de kaarten van mijn Nederlandse rekening betaald.
Ik zou even contact opnemen met NAC als het echt niet lukt.

5   14  
Ultimate!

Nou dat Real Madrid nooit aangeklopt heeft bij NAC daar snap ik helemaal niets van! Zum kötschen! ??

16   1  
ome cor

Klinkt me als een bescheiden kerel hahaha.

Mooie vent, die Stanley Bish

11   0  
PatjeR

Van voor mijn tijd. Ik moet zeggen dat hr Bish geen gebrek heeft aan zelfvertrouwen (misschien wel een beetje aan zelfreflectie ;) Dat stoort me wel bij het lezen, maar daar kunnen jullie niets aan doen. Mooi stukkie in ieder geval.

5   1  
Ad B uit Roosendaal

De finale van NAC in de Nederlandse beker in de Kuip in 1973 tegen NEC zal ik nooit vergeten.

Ik was pas getrouwd, maar....ik was erbij.

Met vrienden en familieleden vanuit Roosendaal naar Rotterdam. Volgens mij toen een extra trein naar de Kuip.

En niet voor niets.....2-0!!, meer dan geweldig.

Het is nu even wat minder, maar NAC wordt nog succesvol, eerst even promoveren.

1   0  
Gjoewie

Prachtig artikel, mijn complimenten. Mooie vent, die Bish, letterlijk en figuurlijk.
Die foto van de uitwedstrijd bij FC Amsterdam is ook tekenend. Als je wist dat FC Amsterdam (die in 1974 Inter Milan hebben uitgeschakeld in de Europacup) thuis speelde en je belde om te vragen hoe laat de wedstrijd begon, vroeg de telefoniste: "Nou, wanneer kunt u komen?"

1   0  
Gjoewie

Haha, en dan die bestuurskamer van NAC aan de Beatrixstraat, met die schrootjes tegen de wand. Ik kan me die nog goed herinneren. Als je die tafel ziet, die zou je tegenwoordig niet eens meer in je caravan willen hebben...

6   1  
Gjoewie

Dutchbird > Tja, zo was het toch echt. De Hoge Vucht, toen die wijk ontwikkeld werd, wilden veel mensen er gaan wonen. Als je zag in wat voor huis wij aan de Kloosterlaan woonden, dan waren de nieuwe huizen in de Hoge Vucht echt luxe. Met een badkamer, dat wil zeggen: een granulaat vloer met een douche aan de muur en een wasbak. Voorheen werd ik altijd door ons moeder in een teil schoon geschrobd!

3   0  
Buurman

Beste gjoewie. Klopt als een bus. Wij woonden aan de Sluissingel. Dat was nog met een ouderwetse toilet buiten. Wassen in een teil inderdaad. Mijn oudste zus trouwde en huurde een huis in de Hoge Vucht. Later kochten ze het. Dat was echt luxe indertijd. Ik ging er wel eens op vakantie en dan was het een feest dan je 's morgens een douche kon pakken. Er waren tevens een paar mooie parken waar je uitstekend kon vissen. Later veranderde de Hoge Vucht, er kwamen toen trouwens veel NAC supporters vandaan. Die jeugd aan de Gasthuisvelden herinner ik me als een groot vreugdevuur. En volgens mij vulde we de tijd voor 90 procent met voetballen op de Gasjes. Meestal tegen de Gampel. Die konden ook goed vechten. Wat een tijd ! Schreef je vroeger overigens niet Hoge Vught ? Over het stuk van Bish; is Theo Dierck later in NAC 1 gekomen. Theo speelde de beker finale toch mee. Hij had een perfecte trap. Bouwmeesters jr. was meer van het korte tikwerk. Pracht tijd.

0   0  
Buurman

vulden

1   0  
Wolfmanjack

Theoo Theoo schalde door het stadion. Wat kon die vent hard schieten

1   0  
Wolfmanjack

Met de Faam expres naar de Kuip

5   0  
NAC4Ever

Zo te lezen vond hij zich zelf maar een matige speler?

0   0  
Maotje

Geweldig om dit allemaal weer eens terug te lezen. Wat een feest die bekerfinale toen!
Maar toch even een opmerking over de elftal; de linkse man die staat is niet Kitzmann maar een hulptrainer. Maar een klein foutje magna zoveel jaren :-) Hup NAC

0   0  
Riet Beliën-Franken

Heel leuk om dit interview te lezen.
Hartelijke groeten,
Riet Beliën-Franken

Laad alle berichten na dit bericht in